Geert Franciscus de Vogel wordt geboren op 11 maart 1935 op de stoep van een Gronings ziekenhuis. Zijn hoogzwangere moeder had bij haar ouders in Haarlem willen bevallen, maar terwijl zij voor familiebezoek in Groningen verblijft, dient Geert zich al aan. Eerder heeft zijn moeder haar relatie met Geerts verwekker, de heer Maas, verbroken toen ze ontdekte dat hij NSB’er was. Geert zal nooit iets van zijn vader vernemen.
Als Geert twee jaar oud is wordt hij ondergebracht in het katholieke St. Jozef Kindertehuis te Haarlem; ook zijn stiefzus verblijft daar. Het lukt moeder in de crisistijd niet haar kinderen zelfstandig te onderhouden. In 1940, nadat Nederland is bezet, komt St. Jozef onder de strenge leiding van Duitse nonnen. Geert maakt soms praatjes met de Duitse soldaten die er op wacht staan. Zij schrikken hem niet af, al hoort hij in zijn omgeving ook verhalen over wandaden van de nazi’s en collaborateurs. Hij zal altijd een sterke interesse voor de oorlogstijd behouden.
Op zijn veertiende, in 1949, verhuist hij vanuit het kindertehuis in Haarlem naar een jongenstehuis in Rotterdam. Hij besluit zichzelf voortaan Frans Vogel te noemen. Frans is een mooiere naam dan Geert, en Vogel klinkt beter dan ‘de’ Vogel. ‘Ik wist toen al dat het korter moest,’ zegt hij later.
Net als de stad in wederopbouw waar hij vanaf nu zal blijven, vindt Frans Vogel zichzelf opnieuw uit, met een nieuwe naam en met achterlating van oude familiebanden en jeugdvrienden. Na militaire dienst en enkele baantjes begint hij als corrector bij De Maasbode en schrijft zijn eerste krantenstukjes.
Hij komt in contact met Cornelis Bastiaan Vaandrager en Hans Sleutelaar, twee opkomende Rotterdamse schrijvers die een rauwe en journalistieke vorm van literatuur uitdragen. Samen met Armando en Hans Verhagen vormen zij de kernredactie van tijdschrift Gard Sivik en later De Nieuwe Stijl. Zij zien de zakelijke stad Rotterdam als de ideale voedingsbodem voor hun vernieuwende opvattingen over het schrijverschap. Een schrijver is niet de fijngevoelige estheet van weleer, maar eerder een journalist die het leven op straat zo rechtstreeks mogelijk probeert te vangen. Ook Frans Vogels (literaire) werk zal zich later in die ʻRotterdamseʼ school voegen.
Vogel gaat in 1961 als copywriter werken bij reclamebureau Labey aan de Coolsingel, op voorspraak van Vaandrager en Sleutelaar die daar parttime werken. Daar leert hij de principes van het economisch schrijven: met minimale middelen een maximaal effect nastreven. Gedurende zoʼn vijftien jaar werkt hij vooral in de reclame en stopt voorlopig met de journalistiek. In kroegen als Pardoel en De Fles verkeert Vogel ondertussen in de kunstenaarsscene van Rotterdam, met latere bekendheden als filmmaker Jop Pannekoek en beeldend kunstenaars Woody van Amen en Daan van Golden. Vanwege drugsbezit belandt hij eenmaal voor enkele maanden in de gevangenis.
In 1965 trouwt hij met Andrea Vos, een jonge balletdanseres en model. Als Andrea voor opdrachten naar Parijs gaat, gaat Vogel mee. Een fotograaf in Parijs vraagt hem als model, waarna hij in tijdschriftreclames fungeert als het type eigentijdse, avontuurlijke jongeman. Terug in Nederland werkt Vogel nog enkele jaren als reclamemodel. Andrea en hij groeien echter uit elkaar en in 1968 volgt hun echtscheiding. Vogel keert terug naar copywriting maar belandt ook gedurende perioden in de W.W. Drank en speed gaan zijn leven steeds meer beheersen.
De eerste verzameling van zijn werk U allen de ballen! met brieven, advertenties, foto’s, columns en gedichten, verschijnt in 1979. De uitgave wordt vormgegeven door kunstenaarscollectief Kunst & Vaarwerk, dat bestaat uit Cor Kraat, Hans Citroen en Willem van Drunen. In Hoe Rotterdam de echte foto ontdekte (1982) beschrijft Vogel de achtergronden bij ansichtkaarten die door diverse fotografen gemaakt zijn. Met het boekje ...en d’r is geen wóórd Chinees bij! zet hij de oosterse haiku-vorm om in een Rotterdamse variant.
In de Rotterdamse scene manifesteert hij zich door zijn provocerende gedrag, bijvoorbeeld door tijdens bijeenkomsten vanuit het publiek oneliners te roepen. Voor zijn persoonlijke verzorging heeft hij minder aandacht, eenmaal wordt hij wegens vervuiling zijn huis uitgezet. Maar hij blijft onverstoorbaar. Veelzeggend is de titel die hij bedenkt voor een project van de Duitse fotografe Verena Nuding waarbij zij Polaroid-foto’s maakt van kunstenaars, alleen of met partners of gezin op hun bed: Even the Bedtimes Are Good.
In 1985 krijgt hij een relatie met fotografe Hansje de Reuver. Hij trekt bij haar in en wordt naar eigen zeggen geresocialiseerd. Zij werken gezamenlijk voor uitgaansmagazine Circuit en Het Vrije Volk: profielen en reportages over kunstenaars zoals Daan van Golden. Ook begint hij beeldende kunstwerken te maken: de start van de serie Before & After. In de eerste worden twee Van Nelle shag-pakjes – een gloednieuwe en een verweerde – naast elkaar geplaatst. In een volgende gebeurt dit met twee Säkerhets-luciferdoosjes. De popartachtige objecten, waarbij Vogel gebruik maakt van bestaande materialen en een nieuwe betekenis en vitaliteit geeft, liggen in de lijn van zijn overige artistieke werk.
Met Hans Rothmeijer schrijft hij Meneer Pardoel (1987), over de kastelein van het legendarische café. ’t Staartje van De Fles bundelt portretten voor Het Vrije Volk van de schrijvers en kunstenaars die begin jaren zestig samenkwamen in De Fles, vergezeld van foto’s door Peter Martens. Bye meneer Jamin (1988) is een verzameling columns, advertentieteksten, voordrachten en gedichten. Vogel gaat in deze periode weer op zichzelf wonen in Rotterdam Bospolder.
Vanaf midden jaren negentig concentreert hij zich op het schrijven van poëzie. De eerste bundel is Te gek moment & andere gedichten (1996), met gedichten die de principes van De Nieuwe Stijl aanhangen, rauw en streetwise en vol readymades. Tegelijkertijd zijn ze speelser dan de vaak grimmiger poëzie van Vaandrager, Sleutelaar en co. Vogel schrijft in spreektaal, woordgrappen, amerikanismen, volkswijsheden en weet daar een vanzelfsprekend geheel van te maken. Onder het brutale oppervlak gaat liefde schuil voor het leven in de grotestad en voor haar vaak gemankeerde inwoners. Het onaandoenlijk hart (72bm) (2001) is net als de eerste uitgegeven door Hans Citroen. René Puthaar schrijft in Vrij Nederland dat Vogel het straatrumoer belichaamt waar het academische Nederlandse poëziewereldje om de zoveel tijd hardop maar tevergeefs toe oproept. In 2005 gaat de documentaire Frans Vogel – Te gek moment van Victor Vroegindeweij, Jeroen S. Rozendaal, Roel van Tour en Thorvald Kleve in première op Geen Daden Maar Woorden Festival Rotterdam. Hierin komen o.a. Hans Sleutelaar, Andrea Vos en Jules Deelder over zijn leven en werk aan het woord. De derde dichtbundel Gelukkig maar volgt in 2008. In 2009 verschijnt een speciale editie van Passionate Magazine over Vogel, met een dvd met diverse korte films.
Twee jaar later opent hij de 42e editie van Poetry International, waarna een straatveegwagen van de Roteb wordt onthuld met daarop zijn dichtregel: Jong begeerd, oud afgedaan. In 2012 komt het verzamelboek ROTTERDAM uit (uitg. Lebowski), waarin een best-of selectie uit zijn poëzie is opgenomen. In 2012 verschijnt eveneens het boekje Frédérique Spigt tekent ervoor (Douane), waarvoor singer/songwriter Frédérique Spigt tekeningen heeft gemaakt bij door haar gekozen gedichten van Vogel, en hij treedt nog met enige regelmaat op, zoals op festival Crossing Border in Den Haag. Voorjaar 2015 verschijnt het boek Ken zó in Boijmans – Frans Vogel 80, en wordt een gelijknamige expo gehouden in galerieWind op het Noordereiland n.a.v. zijn tachtigste verjaardag. Na een kort ziekbed overlijdt Frans Vogel begin 2016. Sindsdien zijn verschillende activiteiten opgezet ter nagedachtenis en voortzetting van zijn gedachtegoed.